Het COT wordt regelmatig geconfronteerd met discussies tussen opdrachtgevers en schildersbedrijven over de teleurstellende staat waarin het schilderwerk (in de staalwereld: de conservering) zich bevind. Voor opdrachtgevers bestaat de teleurstelling dan uit het feit dat het schilderwerk toch (veel) sneller gebreken is gaan vertonen dan op basis van garantie-afspraken werd voorspeld.
Opdrachtgevers zoals particulieren, VvE’s, vastgoedeigenaren e.d. kiezen in veel gevallen voor een stuk zekerheid bij het laten uitvoeren van schilderwerk. Bij het voorspiegelen van fantastische garantieperioden van 8 of zelfs 10 jaar bij het toepassen van bepaalde verfproducten, zijn keuzes dan ook snel gemaakt. Het gebruik van revolutionaire verfproducten zullen de onderhoudstermijnen en kosten immers aanzienlijk gaan drukken. Meerjarenbegrotingen worden enthousiast bijgesteld, in technisch en financieel opzicht gaan we er een stuk op vooruit!
Van waar dan de teleurstellingen en discussies?
Verffabrikanten gaan soms erg ver om hun producten onder de aandacht te brengen. Veranderingen in samenstellingen – of van etiketten – gaan volgens opgave veelal gepaard met nog betere en duurzamere prestaties. Maar is dat ook zo? Het lijkt erop dat verffabrikanten daar toch niet helemaal zeker van zijn. Bij het bestuderen van allerlei omschreven voorwaarden of verwijzingen naar andere voorwaarden blijkt dat die fenomenale levensduur en kwaliteit toch wel heel erg wordt gekoppeld aan allerlei uitgangspunten. Eén van de meest gehanteerde uitgangspunten – en daarmee worden erg veel garantie-aanspraken afgewezen – is het periodiek reinigen van het schilderwerk. Ondanks de ongelofelijk toegenomen kwaliteit van de aangeprezen verfproducten moeten deze wel periodiek worden gereinigd, 3 tot 5 x per jaar. Schade aan het schilderwerk door onvoldoende reiniging valt namelijk niet onder de garantie. Zelfs in geval van schade waarbij de opdrachtgever wel regelmatig heeft gereinigd, worden soms ook het toegepaste reinigingsmiddel en/of het reinigingsbedrijf (is het bedrijf wel gecertificeerd?) ter discussie gesteld. Het 3 tot 5 x jaarlijks reinigen van het schilderwerk – op staal: de conservering – leidt tot verregaande bijkomende kosten. Ook de bereikbaarheid en daarmee gepaard gaande kosten maken deze jaarlijks verplichte reinigingsrituelen niet al te realistisch. Waar is die goede oude tijd (en verf?) dat je verf kon toepassen die niet jaarlijks meerdere malen gereinigd hoefde te worden om de kwaliteit te garanderen?
Als onafhankelijke instantie keurt het COT in het laboratorium onder andere verfproducten. Uit testen is gebleken dat sommige in bouwmarkten verkrijgbare doe-het-zelf producten vergelijkbaar presteren als professionele verfproducten. De kwaliteit en duurzaamheid van het schilderwerk is uiteraard wel afhankelijk van de kwaliteit van het toegepaste verfproduct, maar wordt veel meer bepaald door onder andere de kwaliteit en detaillering van de ondergrond, omgeving- en weersinvloeden, kwaliteit van uitvoering enz. In de “kleine lettertjes” van de garantievoorwaarden wordt het belang van deze aspecten wel aangehaald maar deze worden blijkbaar alleen erg belangrijk in geval van een schadeclaim.
Opdrachtgevers laten zich soms verblinden en verleiden door gepropagandeerde garantietermijnen en rekenen zich (te) rijk. Teleurstellingen over “garanties tot aan de voordeur” leveren dan de nodige discussies en irritaties op. Er wordt dan uitdrukkelijk gewezen op de in het klein omschreven voorwaarden of verwijzingen, de schilder heeft het toch niet helemaal goed gedaan of had toch beter moeten weten, het project ligt te dicht bij de kust of wordt industrieel belast enz. Door de verfleverancier opgegeven garanties zijn dan ook geen toegevoegde waarden. Met alle weinig realistische voorwaarden en uitsluitingen kunnen vrijwel alle claims makkelijk vanachter een bureau worden afgewezen.
Van schildersbedrijven zouden realistischere garanties verwacht mogen worden. Het schilderwerk op bijvoorbeeld een sterk weersbelaste dakkapel zal nu eenmaal sneller degraderen dan het schilderwerk op een beschut gelegen kozijn. Een vakman weet dat en zou dat ook duidelijk moeten maken, een verfleverancier heeft hij of zij daar niet voor nodig.